Zeilvoering

Schurftplattingen, passaatzeilen en windvanen: de jachten die op volle zee voeren, waren 20 jaar geleden heel makkelijk te herkennen!

De tijden zijn veranderd, de schepen ook!

Als u meer over de voor- en nadelen van sloep-, kotter- of kitstuigage wilt weten, een paar opmerkingen over de ideale scheepsgrootte voor een kleine bemanning wilt lezen of gewoon wilt weten of passaatzeilen vandaag de dag nog zin hebben, dan vindt u hieronder wat u zoekt.

Zeilvoering bij zeilen op open zee

Zeegaande jachten waren 20 jaar geleden dus heel makkelijk herkenbaar. Traditionele jachten hadden een lange kiel, de mast stond relatief ver naar voren, de giek was lang en de gebruikelijke zeilvoering bestond bijna altijd uit twee voorzeilen aan twee bomen om de paarden aan de voorkant te laten trekken, want het grootzeil met lang onderlijk gaf overbodige loefwaartse druk, zodat tegenroer noodzakelijk was, wat zeilen op de handrem betekende!

De tijden zijn veranderd en de schepen ook!

In serie gebouwde zeiljachten van HR, NAJAD, MALø, WAUQUIEZ, AMEL, WESTERLY, MOODY, OYSTER, BOWMAN, RIVAL hebben vandaag de dag een gematigd onderwaterschip, kiel en roer liggen ver uiteen, ze hebben vaak semi-balansroeren en hun effectiviteit, helemaal achterin het schip, is enorm. De masten staan over het algemeen verder naar achteren, de grootzeilen zijn kleiner geworden, maar de voorzeilen groter. De moderne schepen worden tegenwoordig voornamelijk door de voorzeilen voortgestuwd.

Hoe ziet het ideale zeilplan van een jacht er tegenwoordig uit?

Een kort antwoord hierop is niet mogelijk, omdat er teveel factoren in aanmerking moeten worden genomen. De meest populaire scheepslengte was twintig jaar geleden ca. 30 voet; een kleine bemanning kon zonder problemen zeil en tuig bedienen.

Wie vandaag de dag in november door de straatjes van Las Palmas flaneert, merkt al gauw dat er nu meer geld onder de mensen is. De doorsneelengte van een toerjacht is tegenwoordig ca. 42 - 44 voet, maar naar boven toe zijn er geen grenzen meer. Ook al zijn de schepen nu groter, de crew is meestal klein gebleven: dikwijls is een echtpaar alleen onderweg op een schip van 50 voet. Het is wel duidelijk dat een kleine crew zo'n enorm zeiloppervlak alleen met hulpmiddelen kan bedienen. Met rolfokken, rolgrootzeilen, enorme lieren met deels hydraulische bediening kan een schip van 60 voet makkelijk door één man bediend worden, vooropgesteld dat de nodige techniek probleemloos functioneert. Nooit mag echter worden vergeten dat wanneer de techniek wegvalt, tuig en zeilen niet meer met "een druk op de knop", maar handmatig bediend moeten worden.

Tegenwoordig worden schepen van ca. 42 - 44 voet steeds meer als ideaal voor de vaart op volle zee met een kleine crew beschouwd. Hier lijkt een compromis bereikt te zijn tussen de noodzakelijke ruimte en comfort aan de ene kant, en de beheersbare grootte van tuig en zeilen aan de andere.
Om schepen van deze grootte te hanteren is veel apparatuur noodzakelijk, die dus ook nog handmatig te bedienen moet zijn en dus niet al te kwetsbaar.

De zeilgarderobe bestaat in de regel uit één standaardstel zeilen ( voor- en grootzeil) met een extra stel voor licht en nog een stel voor zwaar weer. Het slepen met zeilzakken over een 44 voets-jacht is zwaar werk, dat zoveel mogelijk vermeden moet worden. Moderne rolfoksystemen bieden het nodige gemak om een voorzeil universeel in te zetten. Dit zeil wordt bij lichte wind aangevuld met een spinnaker of blister met een hoes, en bij zwaar weer vervangen door een stormfok of een kleine gewone fok van zwaar doek, die aan een afzonderlijke stag gevoerd worden. Immers, het vervangen van een rolfok is gevaarlijk en tijdrovend, een extra zeil in dit geval een zegen!
BOC- of VENDEE-GLOBE - racers voeren nu verscheidene rolfokken van verschillende grootte die, dicht naast of achter elkaar ingerold, indien nodig uitgerold kunnen worden. Het hijsen en bergen van zeilen betekent snelheidsverlies of stilvallen, en is met de hand nauwelijks te doen.

Moderne toerjachten voeren meestal één of twee rolvoorzeilen.
Terwijl rolfokken tegenwoordig met behulp van verschillende doekdikten, versterkingen bij het voorlijk en een speciale snit, heel goede allround eigenschappen hebben, blijven rolgrootzeilsystemen over het algemeen een compromis, omdat ze zo gesneden moeten zijn dat vouwloos wegrollen / reven mogelijk moet zijn via een nauwe spleet in de mast. Een goed profiel voor de optimale voortstuwing en een groot zeiloppervlak met zeillatten in het achterlijk zijn in dit systeem niet mogelijk. Verticaal in de mast gerold, of horizontaal in de giek, geen van beide manieren laat een optimaal profiel toe, zodat de voortstuwing met deze zeilen nooit optimaal is. De bediening van beide roltypes is tijdrovend en verloopt zelden zonder problemen.

De praktijk wijst uit dat grootzeilen voor schepen tot ca. 45 voet beter conventioneel gevoerd kunnen worden, omdat alles nog hanteerbaar is. Hier maken moderne, doorgelatte grootzeilen met gelagerde mastsledes, lazyjacks voor gemakkelijk strijken, supertwist in het onderlijk voor een betere trim, en drie reven met een eenlijns reefsysteem, eenvoudige bediening mogelijk onder alle weersomstandigheden met behoud van een optimale voortstuwing.

Rolgrootzeilen

Bij schepen langer dan 45 voet met een kleine crew is een rolgrootzeil meestal de enige mogelijkheid het zeil de baas te blijven. Het verlies aan voortstuwingsvermogen moet op de koop toe worden genomen, aangezien deze schepen alleen al door hun grootte in staat zijn hoge daggemiddelden te halen. Het aanzienlijke extra gewicht vermindert echter het zeildragend vermogen en verergert het stampen van het schip. Er zijn zeilmakers die beweren dat een schip zeiltechnisch "kapotgemaakt" wordt met dergelijke systemen .

Er zij de zeilers op het hart gedrukt om op die wijze gereefde zeilen zeer zorgvuldig te bedienen. Een bij het wegrollen ingeklemde vlaggenlijn, te veel of te weinig kracht op de schoot kan het systeem zodanig in het ongerede brengen dat alleen een mes uitweg kan brengen. De benodigde krachtsinspanning om een op een dergelijke wijze onklaar geraakt zeil met de hand te bedienen, kan vaak niet geleverd worden door een kleine bemanning, ook al omdat de giek meestal onbereikbaar hoog hangt.

Schavielen

De traditionele schurftplattingen (baggy rinkles) tegen het schavielen worden tegenwoordig nauwelijks meer gebruikt. Het huidige zeildoek is van zeer stevig kunststofweefsel en niet zo kwetsbaar als het vroegere katoen. Kwetsbare plekken kunnen al bij het naaien van het zeil door verdubbeling, of achteraf aangebrachte beschermstroken in de buurt van de zaling, radar of want versterkt worden. De tegenwoordige naaitechnieken met dubbele zesvoudige zigzag (en 6 knopen) zijn beter dan die van vroeger met de vaak gebruikte driemaal tweevoudige zigzag-naden en maken in de regel een langdurig en probleemloos gebruik mogelijk. Een rol brede tape (voor snelle reparaties) en extra materiaal voor het achteraf aanbrengen van een schaviel-bescherming moet altijd aan boord zijn.

Zo bekeken is eigenlijk elk modern toerjacht voor grote zeilreizen uitgerust!

Zeilvoering voor de passaat

Achterlijke wind betekent makkelijk zeilen zonder teveel toestanden; leven onder- en bovendeks is dan ook in een monohull aangenaam en hoge daggemiddelden zijn haalbaar. Dat zijn de koersen waar zeilers van dromen! Op de platgetreden paden van de betrouwbare passaatroutes varen ontelbare toerjachten over de hele aardbol, meestal gestuurd door een auto- of windpilot. Handbesturing, op weekendtochten altijd een genoegen, blijkt een straf op lange zeereizen en wordt in de regel vermeden. Toerschepen die wat dat betreft verkeerd of onvoldoende uitgerust zijn, komen al gauw in een haven terecht.

Zeiltrim

Een perfecte zeiltrim is een voorwaarde bij elk type zelfbesturing. Er zal meer kracht nodig zijn om een niet goed getrimd schip op koers te houden en het stroomverbruik van de autopilot bij het nodige tegenroer gaat steil omhoog. Ook een windvaanstuurinrichting moet harder aan het roer "trekken" en het schip vaart dan niet sneller. Een slechte trim wint het op den duur van elk zelfbesturingssysteem en besturen met de hand wordt onontkombaar!

Een uitgebalanceerde zeilvoering is bij moderne toerschepen heel eenvoudig te bereiken. Meestal wordt met standaardzeilen gevaren, het voorzeil aan loef gezet en het grootzeil in een passaatwind van ca. 5 Beaufort licht gereefd met een bulletalie aan lij vastgezet. Klapperende zeilen of rondhouten werken op de zenuwen, zijn een belasting voor het materiaal en moeten daarom vermeden worden.

Het het voorzeil functioneert optimaal wanneer het zover ingerold wordt dat het onderlijk even groot is als de J-maat (horizontale afstand mastvoet tot voorstag) is, omdat dan met de spinnakerboom van dezelfde J-maat optimaal getrimd kan worden, waardoor het zeil rustig blijft staan. Dubbele voorzeilen (passaatzeilen) kunnen, wanneer ze even groot zijn, in hetzelfde rolfokprofiel gevoerd worden en simultaan gereefd gevoerd worden met twee even lange spibomen. Toch is deze zeilvoering meestal niet geschikt omdat in de regel aanzienlijke rolbewegingen optreden doordat het grootzeil niet gezet is, omdat een van de voorzeilen daarbij afgedekt zou worden. Ook bij meer zijwind is een goede trim moeilijk, omdat de spibomen even lang zijn. Telescoopbomen zijn bij harde wind niet praktisch, omdat ze minder belast kunnen worden. Ze zijn wel ideaal voor het voeren van een blister bij weinig wind.

Als men toch passaatzeilen laat maken: de ideale maat voor een dergelijk voorzeil ligt in de buurt van die van een kruisfok/genua III, dus een ca. 110 % vlak voorzeil, uitgevoerd in sterk doek, niet onder de 250 g.
Een goede trim waarbij rolbewegingen onderdrukt worden, wordt verkregen door de genua met een lange spi-boom aan loef te zetten en het gereefde grootzeil met een bulletalie aan lij te sjorren. De kotterfok wordt daarbij midscheeps aangehaald of dichtgezet.
Het in Engeland ontwikkelde variabele aangrijpingspunt voor de spi-boom op een vanaf de mast naar voren verplaatsbaar oog, levert een volmaakte oplossing voor het trimprobleem van even grote passaatzeilen met even lange spinnakerbomen. Beide passaatzeilen kunnen nu met hetzelfde profiel gevoerd worden en blijven ook bij meer zijwaartse wind perfect staan.

Sloep, kotter of kits?

Men zou provocerend kunnen opmerken dat moderne toerschepen de bezaan alleen maar nodig hebben voor de montage van radar, antennes en windgenerator, en dat een "tweemaster" er op foto's natuurlijk indrukwekkend uitziet!
Bij een lange zeereis is een bezaanzeil nauwelijks nodig. Het bezaanzeil levert onnodig veel loefwaartse druk op, de extra mast kost geld, heeft onderhoud nodig en verhoogt het gewicht.

Het idee om grotere zeiloppervlakken te verkleinen doet, gezien de huidige scheepsconstructies en bedieningsmogelijkheden, geen opgeld meer. Een kotter-tuigage is ideaal als het kotterstag makkelijk weggehaald kan worden, wanneer er veel gekruist moet worden.

Heel praktisch is een kotterstag, dat met een pelikaanhaak gespannen kan worden en anders strak langs de mast is gespannen of aan het onderwant vastgemaakt. Wanneer het kotterstag gebruikt wordt, verbetert men de zeiltrim door tegelijkertijd de bakstagen te spannen. Als voor de extra voorzeilen een vanaf het dek toegankelijke berging in de buurt van de kotterstag aanwezig is, wordt de bediening ook in noodgevallen kinderspel, omdat alles al aan dek is.

Een andere mogelijkheid om nog een stag bij te zetten biedt de installatie van een extra val naast of onder de aanwezige voorzeilvallen. Een val van staaldraad kan zonder meer als stag gevoerd worden om er een stormzeil op conventionele wijze met leuvers aan te bevestigen. De schijf in de mast mag daarbij niet van kunststof zijn. Voordeel van deze oplossing is dat een ongebruikt val niet tegen de mast schavielt en zo slapenden onder dek stoort. Wanneer het aangrijpingspunt van dit val vlakbij de masttop ligt, zijn extra bakstagen overbodig.

UV-bescherming

De grootste vijand van mens en materiaal is de zon!
Rolvoorzeilen hebben vaak in het achterlijk een UV-beschermlaag. Deze bestaat uit dun zeildoek (in blauw of wit), dat erop geplakt wordt en op onze breedtegraad een paar jaar bescherming biedt. In het zuiden gaat de zon veel sneller te werk! Eenmaal versleten is deze strip moeilijk en alleen stukje voor stukje te verwijderen, reden waarom men er meestal maar een nieuwe strip overheen plakt. Daardoor wordt het achterlijk zwaarder en staat het zeil slechter. Op lange zeereizen kan van deze bescherming afgezien worden, daar op zee hoe dan ook het hele zeil aan de zon blootgesteld wordt en het voorzeil in de haven of op de rede in een hoes met snelsluiting beschermd kan worden of geheel afgeslagen kan worden.